door Dick Koger
Op Internet kom ik een foto van een Boeddha tegen die me doet denken aan Fons Jansen. Alleen de zeer ouden onder ons weten dat dit een cabaretier was in de vorige eeuw. Hij moest als volwassene een rebels kind uitbeelden en zat daarom in stoel van enkele meters hoog. Stan Laurel en Oliver Hardy hebben ook eens zo’n scene gespeeld:
We rijden via de motorway en nemen de eerste afslag naar Chonburi. Mijn Thaise metgezel stopt bij een motorwerkplaats om de weg te vragen, daarbij geholpen door een afdruk van de zittende Boeddha. Vanachter mijn gesloten raam zie ik dat het vel papier van hand tot hand gaat. Tenslotte komt het in handen van de baas en hij herkent het beeld. Hij begint in gebarentaal uit te leggen, hoe we moeten rijden. Hij doet dit zo plastisch dat ik onmiddellijk het woord neem, wanneer mijn metgezel weer terugkomt. Bij de eerste stoplichten rechtsaf, daarna bij de tweede kruising weer rechtsaf, even doorrijden en dan zien we het beeld links in de bergen, zeg ik. Het blijkt precies te kloppen.
Die eerste kruising blijkt Sukhumvit Road te zijn. We rijden richting Bangkok en bij stoplichten bij een Y-achtige kruising rijden we rechtsaf richting Phanat Nikom. Na een een paar honderd meter zien we een grote Boeddha links in de bergen. Een mooie poort geeft toegang tot de tempel. Daar blijkt dat mijn vergelijking in het begin van het stuk niet klopt. Het is een stoel van veertig meter hoog, maar Boeddha is op schaal gemaakt.
Wanneer je als beginnend buitenlander in Thailand een leuk Boeddhabeeld koopt en dat een mooi plekje wil geven, zullen Thais je vermoedelijk snel corrigeren. De Boeddha moet hoger dan de mens en de onderkant van je voeten mogen nooit naar de Boeddha gericht zijn. Dit in tegenstelling tot de Chinese Boeddha. Die kan gerust op de grond staan. Eigenlijk begrijpelijk. Met zo’n dikke buik zou ik ook liever op de grond blijven.